Categorieën
nieuws

De laatste kamer

De laatste kamer

Onlangs droomde ik over een kunstwerk dat een huis was met oneindig veel kamers. Iedere kamer was zichzelf, babykamer of keuken, maar uiteindelijk ging het er vooral om dat iedere kamer naar een andere kamer leidde. In één van de kamers blijven leek me daardoor onmogelijk: dan zou de rest van het kunstwerk onbekend blijven, dan zou ik er nooit achterkomen hoeveel kamers er nog meer waren, en of er een laatste kamer zou zijn, of een uitgang.

Het deed me denken aan een gedicht van Chr. J. van Geel dat ik heel mooi vind:

Kinderen in de laatste kamer
horen fluisteren, horen buiten
grote vogels lopen, horen
namen en hun namen noemen
en ze lachen om wat niet waar is
en toch waar is, alleen veilig
bij elkaar.

Buiten de laatste kamer gebeurt van alles: grote vogels, gefluister – maar de kinderen in de laatste kamer lachen er om. Ze hoeven er niet naartoe, want ze hebben alles al gezien (toegegeven, dit is een nogal positieve lezing van het gedicht: de laatste kamer zou natuurlijk net zo goed de dood kunnen zijn, hoewel dat mijn lezing niet per se hoeft te veranderen). Ik in mijn droom daarentegen moest me bij elke kamer afvragen: is dat wat zich in deze kamer bevindt het waard om te blijven, of moet ik de gok wagen en kijken wat er nog meer te zien valt? De babykamer en de keuken verliet ik zonder moeite, maar de daaropvolgende ruimtes werden steeds groter en complexer, waardoor de vraag op een gegeven moment werd: ga ik naar een volgende kamer, om te kijken wat er daar nog meer is, of blijf ik hier, om te kijken wat er hier nog meer is?

Dat brengt me op het volgende: hoewel ‘vertrekken’ en ‘verlaten’ allebei vertaald kunnen worden met het Engelse ‘to leave’, bestaat er in het Nederlands tussen de twee woorden een wereld van verschil. Verlaten is over het algemeen schrijnender dan vertrekken, omdat er iets achter blijft. Als je verlaat, is een logische vraag: wat verlaat je? Maar aan wie vertrekt vraagt men: waar ga je heen? Mijn droomdilemma zou je dus samen kunnen vatten als: als ik ga, verlaat ik dan of vertrek ik?

De makkelijkste manier om dit dilemma, dat me ook als ik wakker ben vaak hoofdpijn bezorgt, op te lossen is, denk ik, door simpelweg de vooronderstelling op te heffen en niet te gaan. Door te blijven, niet vanuit het idee dat je anders iets achter zou laten wat je nooit meer terug kan krijgen, maar vanuit het idee dat oneindigheid in een menselijk leven niet bestaat en je vroeg of laat toch wel ergens zult moeten verwijlen (al is het maar in je graf, zie hierboven). Je zou kunnen zeggen dat je je dan voor altijd af moet blijven vragen wat er nog meer is, maar alle kamers die je niet bezocht hebt zullen uiteindelijk hun aantrekkingskracht verliezen omdat wat je niet gezien hebt zich niet laat herinneren. Ik was heel even bang dat mijn droom zo een metafoor was geworden voor tevreden zijn met wat je hebt, maar nu zou ik het toch liever noemen: houden waarmee je tevreden bent. Tenslotte, wie bepaalt wat de laatste kamer is? De kamer zelf heeft geen idee van zijn positie in het huis, of in de tijd. Niet de kamer of een aan de kamer verwante instantie bepaalt dat’ie de laatste is, maar de kinderen, door voor altijd in de kamer te blijven. Ik herschreef het gedicht:

Kinderen in de laatste kamer
zijn gaan zitten in de eerste kamer
die ze tegenkwamen, horen hun namen
en noemen hun kamer de laatste
en ze lachen om wat nier waar is
en toch waar is, alleen veilig
bij elkaar.

Categorieën
nieuws

Maggie Nelson over taal & sorry.

“Afraid of assertion. Always trying to get out of “totalizing” language, i.e., language that rides roughshod over specificity; realizing this is another form of paranoia. Barthes found the exit to this merry-go-round by reminding himself that “it is language which is assertive, not he.” It is absurd, Barthes says, to try to flee from language’s assertive nature by “add[ing] to each sentence some little phrase of uncertainty, as if anything that came out of language could make language tremble.”

My writing is riddled with such tics of uncertainty. I have no excuse or solution, save to allow myself the tremblings, then go back in later and slash them out. In this way I edit myself into a boldness that is neither native nor foreign to me.

At times I grow tired of this approach, and all its gendered baggage. Over the years I’ve had to train myself to wipe the sorry off almost every work e-mail I write; otherwise, each might begin, Sorry for the delay, Sorry for the confusion, Sorry for whatever. One only has to read interviews with outstanding women to hear them apologizing. But I don’t intend to denigrate the power of apology: I keep in my sorry when I really mean it. And certainly there are many speakers whom I’d like to see do more trembling, more unknowing, more apologizing.”

– Maggie Nelson in The Argonauts, p. 98, Graywolf Press, 2015

Categorieën
nieuws

Stel je voor:

Je bent met vrienden in het café en ziet een leuke man/vrouw aan de bar staan – laten we om onhandig gehannes met persoonlijke voornaamwoorden te voorkomen zeggen dat het een vrouw is. Voor je het weet hebben jullie oogcontact. Je bestelt een rondje bier en zorgt ervoor dat je een glas teveel bestelt, zodat je haar het overgebleven biertje aan kan bieden. Geen hele geraffineerde truc, waarschijnlijk heeft ze je meteen al door, maar toch raken jullie aan de praat. Het is een goed gesprek, je hebt het idee dat je zinnige dingen zegt, ookal zal je je de volgende dag een beetje schamen omdat je in je enthousiasme te snel teveel prijs hebt gegeven, iets wat je eigenlijk altijd doet, maar waar je desalniettemin keer op keer een beetje beduusd van raakt. Het café is gevuld met gelach en muziek, sommige mensen zingen de refreinen van de liedjes mee. De muziek is niet helemaal jouw smaak, maar het kan er mee door.

Categorieën
nieuws

Generatieconflict

Ik stel het me ongeveer zo voor: Het is ochtend. De eerstvolgende editie van Een Grote Krant/Een Leuk Tijdschrift is volop in de maak en op een groot deel van de redactie klinkt het tevreden gezoem van hard werkende mensen. Op de afdeling van het lifestylekatern zit men echter met de handen in het haar: er moet nog een pagina of drie, vier gevuld worden. In paniek komt men bijeen op het kantoor van de hoofdredactrice. Wat te doen? Alle ideeën zijn op. Iemand oppert om dan maar een extra dun lifestylekatern uit te geven, maar dat idee verdwijnt meteen in de prullenbak, want dit is nou juist het katern waar De Krant/Het Tijdschrift het van moet hebben. Dan steekt één van de medewerkers voorzichtig zijn hand op ‘Misschien een stuk over de instagram-generatie?’ Opgelucht valt men elkaar in de armen.